Independent scholar, cat addict, tattoo lover

redactioneel COT

Iets meer dan vijftig jaar geleden, op 28 augustus 1963 om precies te zijn, vertelde Martin Luther King bij het Lincoln Memorial in Washington D.C over zijn droom. In die droom over vrijheid voor iedereen, kon iedereen zich over verschillen heen zetten, “the Negro community” maar ook “our white brothers”, want “[they] have come to realize that their destiny is tied up with our destiny. And they have come to realize that their freedom is inextricably bound to our freedom.” Enkele maanden daarvoor had hij al geschreven: “Injustice anywhere is a threat to justice everywhere.

Het Koningslied viel wisselende reacties te beurt. De opdrachtgever, het Nationaal Comité Inhuldiging, stond vierkant achter dit product van de Nederlandse samenleving, dat als een verzameling regels uit tal van inzendingen geselecteerd en achter elkaar gezet was door vier schrijvers, van muziek was voorzien door een componist en ten uitvoer werd gebracht door 33 artiesten. En die steun was hard nodig ook, want na de eerste uitvoering brak zo’n storm van kritiek los, dat de componist het lied terugtrok en het NCI zich genoodzaakt zag in te grijpen en het weer ont-terugtrok.

Ik kwam een eigenaardig berichtje tegen in de digitale editie van De Standaard.biz, getiteld “Audi ontzegt concurrenten gebruik van letter Q.” Audi had Qoros voor de rechter in Hamburg gedaagd en die heeft Qoros verboden de Q te gebruiken in merknamen. Ik citeer: “‘De letter Q is een wettelijk beschermd element van ons gamma’, stelde een woordvoerder van Audi. ‘Het topgamma terreinwagens begint telkens met de letter Q.

Het klopt dus, je kunt mij midden in de nacht wakker maken en dan murmel ik “[campus]OrléoN is een netwerk van onderzoekers.” Dat heeft mijn teerbeminde althans proefondervindelijk vastgesteld toen hij half december ’s nachts thuiskwam van zijn werk. En ook dat ik dan glashard ontken dat ik aan het dromen ben. [campus]OrléoN is ook geen droom, het is een netwerk van onderzoekers – inmiddels bijna 600 leden – en die doen van alles. Dat weerhoudt me er natuurlijk niet van om over [campus]OrléoN verder te dromen.

Toen mijn destijds nieuwe vlam, inmiddels teerbeminde, in 2000 voor het eerst voet zette in mijn kantoor – nog op de universiteit – vielen hem twee dingen onmiddellijk op: de asbak zo groot als een wieldop en de foto op mijn bureau. Daarop stond, in koeienbont (nep) omlijst, mijn boekenkast vereeuwigd. Ik ben verslaafd, nog steeds, aan Javaanse Jongens en aan boeken (sowieso aan papier, zo merkte ik laatst toen omstandigheden me dwongen mijn kantoor – inmiddels aan huis – op te ruimen).

In de tweede helft van de wekelijkse radioshow A Prairie Home Companion (op Minnesota Public Radio) brengt presentator Garrison Keillor The News from Lake Wobegon. Lake Wobegon is een fictief stadje “where […] all the children are above average.” Zo opmerkelijk zijn de inwoners dat hun eigenschap om eigen kwaliteiten in vergelijking met die van anderen te overschatten – een heel menselijke neiging – bekend is komen te staan als het Lake Wobegon effect (illusory superiority). Wanneer we nadenken over onze eigen kwaliteiten, geven we een oordeel over hoe we het volgens onszelf doen.

Dit jaar viert het wetenschapssociologische concept “paradigma” zijn vijftigste verjaardag. Thomas Kuhn introduceerde het in zijn boek The Structure of Scientific Revolutions. Daarmee werd hij wereldberoemd. Volgens mijn woordenboek betekent παρά-δειγμα “voorbeeld, model; bewijs.” Volgens Kuhn is het “what members of a scientific community, and they alone, share.” Het wordt blijkens de geschiedenis van de wetenschappen wel eens vergeten dat precies datgene wat gedeeld wordt een voorbeeld is en dus als lid van een grotere logische klasse naast andere, evenwaardige voorbeelden staat.

Hallo. Ja, u daar. Degene die over de schouder van de geadresseerde van deze nieuwsbrief mee leest. Ik weet dat u er bent. Dat heeft diegene me namelijk verteld. Ik richt me nooit rechtstreeks tot u, want ik ken alleen de geadresseerde. Maar bij deze: welkom in de CO Times lezerskring! Goed om te horen dat deze nieuwsbrief ook buiten mijn eigen adressenlijst aftrek vindt. Ik doe daar in elk geval steeds weer mijn best voor. Roland Barthes was een denker en schrijver die graag afzag van zijn eigen verantwoordelijkheid voor teksten. Hij verklaarde simpelweg de schrijver dood.

Afgelopen juli was ik op een conferentie voor promovendi in humanities en social sciences te Aberdeen. Ik had de organisatie namelijk geschreven dat ze met “Impact or impasse, postgraduate research beyond academia” volgens mij een interessant onderwerp te pakken hadden en dat ik graag de presentaties van de keynote speakers na afloop wilde ontvangen. Prompt kreeg ik de uitnodiging om zelf aan te schuiven in een paneldiscussie en om de closing address te geven tijdens de borrel.

“When April with its sweet showers has pierced the drought of March to the root, and bathed every vein of earth with that liquid by whose power the flowers are engendered; when the zephyr, too, with its dulcet breath, has breathed life into the tender new shoots in every corpse and on every heath, and the young sun has run half his course in the sign of the Ram, and the little birds that sleep all night with their eyes open give song (so Nature prompts them in their hearts), then, as the poet Geoffrey Chaucer observed many years ago, folk long to go on pilgrimages.

Laatst vertelde iemand me dat ze op wel honderd nieuwsbrieven was geabonneerd. Honderd? Dat leek me een beetje veel. Ze keek me ook wat gepijnigd aan; blijkbaar waren niet alle abonnementen vrijwillig afgesloten. “Meestal klik ik ze meteen weg”, zo vatte ze haar oplossing om met deze grote hoeveelheid nieuws om te gaan samen. Een lot dat, zo bekende ze, ook de CO Times vaak onderging. Jammer. Niet veel later ben ik overgestapt op een nieuw mail-programma. Toen ik mijn oude post overzette, bleek ook ik van veel nieuwsservices op een mailinglist te staan.

Later en langer, dat is deze nieuwe CO Times. Op 27 oktober 2010 was het zover: op de manifestatie Buitenpromovendi en het onderzoekend vermogen van de samenleving waren zo’n veertig belangstellenden getuigen  van de overhandiging van het rapport over het gelijknamige onderzoek aan de voorzitters van VSNU en PNN. Een voor mij spannend moment, omdat ik behoorlijk intensief met het onderzoek bezig ben geweest. Het begon met de interviews van januari tot en met maart en toen volgde de analyse. Tja, en dan?

De samenleving publiek maken. Wat een middag in gesprek met Anne-Marie Poorthuis zoal niet kan opleveren (zie ook verderop in deze CO Times). “Waarom maak je voor de campus geen onderzoeksprogramma waar je de leden op uitnodigt om aan mee te doen?” Soms liggen de dingen wat voor de hand en zie je ze daardoor niet. Inderdaad, waarom doe ik dat eigenlijk niet? Het schept eenheid in veel van de dingen waar ik mee bezig ben en kan daardoor ook verbindend werken voor de onderzoekers op de campus.

26 maart was het, na vele weken van intensief regelwerk, verwachtingsvolle spanning en voorpret, de beurt aan allen die hun zin in onderzoek de vrije teugel laten. Ik kijk terug op een geslaagd congres en met mij, gelet op de enthousiaste en positieve reacties, velen. De entree in de bibliotheek van VDO Opleiding en Advies van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen zette bij velen de toon en de sfeer was een aantrekkelijk product van het enthousiasme van de deelnemers en die adembenemende ruimte.

Onderzoek doen naar buitenpromovendi is leuk. Ik wil hier nog niet te veel vertellen over de resultaten – die presenteer ik op 26 maart – maar een klein tipje van de sluier wil ik wel vast lichten. Vooraleerst: wat hen bindt is de zin in onderzoek. Dat kan ook natuurlijk ook niet anders. Velen doen dat graag in verband met een universiteit, maar niet zonder de praktijk te verlaten. Zoals zij nu onderzoek en praktijk combineren, zo hopen zij dat na het “hora est!” ook te blijven doen. Dat brengt me trouwens bij een terzijde.

2 december van het afgelopen jaar was het dan zo ver: na een voorbereiding op internet kwamen De Vrienden bijeen om als wetenschappers, studenten, ondernemers, bestuurders, politici en andere stakeholders de dialoog aan te gaan en zo wetenschap op de agenda te zetten. Ik heb me in de discussies op internet gemengd en gepoogd om een lans te breken voor de stelling dat wetenschappers maatschappelijke actoren zijn, dat kennisproductie dus een maatschappelijk verschijnsel is en dat het onderzoekend vermogen van een samenleving niet beperkt blijft tot universiteiten en andere kennisinstituten.

Co-creatie van kennis, daar schreef ik in het vorige redactioneel over als datgene waar [campus]OrléoN voor staat. Het was dan ook met grote vreugde dat ik vernam dat Elinor Ostrom dit jaar de Nobelprijs voor de economie in ontvangst mag gaan nemen. Waarom is dat zo vreugdevol? Omdat haar werk de basis legt onder het slechten van muren tussen wetenschap en samenleving – zo die muren er al zijn en het omhalen ervan niet eigenlijk louter een kwestie van het opheffen van een uitreisverbod zou betreffen.

Pagina's