Independent scholar, cat addict, tattoo lover

Floor schrijft

Beste Sint, U hebt wat af te rijmen deze dagen voor pakjesavond en zult het wel razend druk hebben. Ik help u daarom graag op weg met de gedichten voor onderzoekers door u te wijzen op het prachtige rijmwoord waar de commissie Levelt deze week mee kwam: slodderwetenschap.

Toen mijn destijds nieuwe vlam, inmiddels teerbeminde, in 2000 voor het eerst voet zette in mijn kantoor – nog op de universiteit – vielen hem twee dingen onmiddellijk op: de asbak zo groot als een wieldop en de foto op mijn bureau. Daarop stond, in koeienbont (nep) omlijst, mijn boekenkast vereeuwigd. Ik ben verslaafd, nog steeds, aan Javaanse Jongens en aan boeken (sowieso aan papier, zo merkte ik laatst toen omstandigheden me dwongen mijn kantoor – inmiddels aan huis – op te ruimen).

Het Nederlandse openbaar bestuur kent een traditie waarin met een zekere mate van argwaan en misprijzen wordt gekeken naar initiatieven van burgers. Die conclusie moeten we tenminste welhaast trekken wanneer we in de bestuurskundige literatuur zien dat hiernaar verwezen wordt als ware het een ziekte (Hollanditis) of in elk geval een last (hindermacht). Van hun kant koesteren burgers een traditioneel wantrouwen jegens hun overheid, vooral wanneer die zich te veel met hen gaat bemoeien.

De drempel naar ons wetenschappelijk onderwijs is laag. Nog nooit hebben zo veel mensen hun entree gemaakt op de universiteit en velen ook verlaten de universiteit met een titel op zak. Een klein, maar groeiend aantal gaat als promovendus verder met onderzoek. Van hen hoopt 95% op de universiteit een baan te vinden, terwijl er is slechts plek is voor 20%.

“This book is intended as an introduction to a new way of looking at knowledge as a shared resource, a complex ecosystem that is a commons—a resource shared by a group of people that is subject to social dilemmas”, is the opening line Charlotte Hess and Elinor Ostrom wrote in their Understanding Knowledge as a Commons. From Theory to Practice (2011, The MIT Press).

If 80 percent of all PhDs leave the university, then there must be more PhDs outside of the university than inside.If there are more academically skilled people outside of the university than inside, then the academic potential of a society is larger than the academic potential contained within universities.It was this simple line of reasoning that made me realize that if a society faces a difficult problem, then it would make sense to mobilize its full problem-solving capacity.

In de tweede helft van de wekelijkse radioshow A Prairie Home Companion (op Minnesota Public Radio) brengt presentator Garrison Keillor The News from Lake Wobegon. Lake Wobegon is een fictief stadje “where […] all the children are above average.” Zo opmerkelijk zijn de inwoners dat hun eigenschap om eigen kwaliteiten in vergelijking met die van anderen te overschatten – een heel menselijke neiging – bekend is komen te staan als het Lake Wobegon effect (illusory superiority). Wanneer we nadenken over onze eigen kwaliteiten, geven we een oordeel over hoe we het volgens onszelf doen.

De verbinding is gelegd en onderzoek staat midden in de samenleving. Het was even wat heen en weer schuiven met budgetten en een licht door elkaar rammelen van attitudes, maar nu kan dan elke professional, beleidsmaker of geïnteresseerde burger net als elke wetenschapper deelnemen aan bestaande onderzoeksgroepen of nieuwe onderzoeksgroepen starten. Waar voorheen onderzoek vooral voorbehouden was aan wetenschappers en instituties, verbinden nu nieuwe groepen onderzoekers de productie van kennis met het oplossen van vraagstukken in de samenleving. Dat heet sinds kort publiek onderzoek.

Dit jaar viert het wetenschapssociologische concept “paradigma” zijn vijftigste verjaardag. Thomas Kuhn introduceerde het in zijn boek The Structure of Scientific Revolutions. Daarmee werd hij wereldberoemd. Volgens mijn woordenboek betekent παρά-δειγμα “voorbeeld, model; bewijs.” Volgens Kuhn is het “what members of a scientific community, and they alone, share.” Het wordt blijkens de geschiedenis van de wetenschappen wel eens vergeten dat precies datgene wat gedeeld wordt een voorbeeld is en dus als lid van een grotere logische klasse naast andere, evenwaardige voorbeelden staat.

Hallo. Ja, u daar. Degene die over de schouder van de geadresseerde van deze nieuwsbrief mee leest. Ik weet dat u er bent. Dat heeft diegene me namelijk verteld. Ik richt me nooit rechtstreeks tot u, want ik ken alleen de geadresseerde. Maar bij deze: welkom in de CO Times lezerskring! Goed om te horen dat deze nieuwsbrief ook buiten mijn eigen adressenlijst aftrek vindt. Ik doe daar in elk geval steeds weer mijn best voor. Roland Barthes was een denker en schrijver die graag afzag van zijn eigen verantwoordelijkheid voor teksten. Hij verklaarde simpelweg de schrijver dood.

Afgelopen juli was ik op een conferentie voor promovendi in humanities en social sciences te Aberdeen. Ik had de organisatie namelijk geschreven dat ze met “Impact or impasse, postgraduate research beyond academia” volgens mij een interessant onderwerp te pakken hadden en dat ik graag de presentaties van de keynote speakers na afloop wilde ontvangen. Prompt kreeg ik de uitnodiging om zelf aan te schuiven in een paneldiscussie en om de closing address te geven tijdens de borrel.

“When April with its sweet showers has pierced the drought of March to the root, and bathed every vein of earth with that liquid by whose power the flowers are engendered; when the zephyr, too, with its dulcet breath, has breathed life into the tender new shoots in every corpse and on every heath, and the young sun has run half his course in the sign of the Ram, and the little birds that sleep all night with their eyes open give song (so Nature prompts them in their hearts), then, as the poet Geoffrey Chaucer observed many years ago, folk long to go on pilgrimages.

In Intermediair van 25 februari 2011 staat een artikel over evidence-based consulting met als veelbetekenende kop: ‘God zegen de greep’. Deze ‘advisering op basis van aantoonbare resultaten uit het verleden’ is in opkomst, maar nog geen gemeengoed. Desondanks zijn er behoorlijk wat buitenpromovendi die onderzoek doen naar de praktijk van organiseren en adviseren. Wat zijn hun ervaringen met de wetenschappelijke wereld?     

Laatst vertelde iemand me dat ze op wel honderd nieuwsbrieven was geabonneerd. Honderd? Dat leek me een beetje veel. Ze keek me ook wat gepijnigd aan; blijkbaar waren niet alle abonnementen vrijwillig afgesloten. “Meestal klik ik ze meteen weg”, zo vatte ze haar oplossing om met deze grote hoeveelheid nieuws om te gaan samen. Een lot dat, zo bekende ze, ook de CO Times vaak onderging. Jammer. Niet veel later ben ik overgestapt op een nieuw mail-programma. Toen ik mijn oude post overzette, bleek ook ik van veel nieuwsservices op een mailinglist te staan.

Later en langer, dat is deze nieuwe CO Times. Op 27 oktober 2010 was het zover: op de manifestatie Buitenpromovendi en het onderzoekend vermogen van de samenleving waren zo’n veertig belangstellenden getuigen  van de overhandiging van het rapport over het gelijknamige onderzoek aan de voorzitters van VSNU en PNN. Een voor mij spannend moment, omdat ik behoorlijk intensief met het onderzoek bezig ben geweest. Het begon met de interviews van januari tot en met maart en toen volgde de analyse. Tja, en dan?

De samenleving publiek maken. Wat een middag in gesprek met Anne-Marie Poorthuis zoal niet kan opleveren (zie ook verderop in deze CO Times). “Waarom maak je voor de campus geen onderzoeksprogramma waar je de leden op uitnodigt om aan mee te doen?” Soms liggen de dingen wat voor de hand en zie je ze daardoor niet. Inderdaad, waarom doe ik dat eigenlijk niet? Het schept eenheid in veel van de dingen waar ik mee bezig ben en kan daardoor ook verbindend werken voor de onderzoekers op de campus.

Pagina's