It is nothing strange if a thing not held in honour does not prosper
Samen met Kerstin van Tiggelen ben ik het Handboek Buitenpromoveren aan het schrijven. Buitenpromoveren gaat niet alleen over het schrijven van een proefschrift, maar vooral ook over het managen van zo’n groot project buiten de dagelijkse context van een universiteit. Behalve aandacht voor de technische aspecten van onderzoek en het geregel eromheen om het überhaupt mogelijk te maken, gaan we daarom ook in op de academische cultuur en de waarden daarin die succes bepalen. Tijd dus voor mij om weer eens in Robert Mertons boek The Sociology of Science te duiken, want het is alweer elf jaar geleden dat ik de deur van de universiteit achter me dichttrok. Ik volg het wel en wee van universitaire onderzoekers nog wel, zeker nu zij steeds vaker de publiciteit zoeken om er hun wee in te delen; maar voor een coherente uitleg daarvan is het ook goed om een standaardwerk te raadplegen. Dan blijkt dat de universiteit als instituut niet snel verandert en zo goed als ongewijzigd is ten opzichte van de universitaire wereld die Merton decennia geleden optekende (het boek, uitgegeven in 1973, is een bundel publicaties die tussen 1935 en 1972 zijn verschenen).
Veel vreugde van onderzoekers is te herleiden tot zoiets eenvoudigs als erkenning en hun hartenpijn komt voort uit gebrek daaraan. Merton schreef in 1960 dat erkenning twee kanten heeft. Enerzijds gaat het om het ontdekken van talent, het vaststellen van de obstakels die talentontwikkeling in de weg staan en het uitvogelen van hoe een sociale omgeving eruit ziet die creativiteit stimuleert. Het miskennen van talent (bijvoorbeeld door verkeerd gebruik van de instrumenten om het vast te stellen of het goede gebruik van de verkeerde instrumenten) leidt hier vaak tot talentverspilling. Anderzijds gaat het om de positieve waardering van iemands prestaties door anderen. Dat gaat nog wel eens mis. Wanneer we achteraf ontdekken dat we een talent niet erkend hebben, leidt dat tot een publiek gevoel van spijt en schuld, zeker wanneer we met Merton aannemen dat als specifiek talent lang onopgemerkt en niet gewaardeerd blijft, we een samenleving creëren waarin dat talent in z’n geheel niet meer tot uitdrukking kan komen. De titel boven dit stuk is een uitspraak van Francis Bacon, geciteerd door Merton. Goede wijn behoeft dus wel een krans.
Het uitblijven van erkenning (en de daarbij behorende financiële en materiële middelen) is een verklaring voor de malaise onder universitaire onderzoekers. Een belangrijke component van de academische cultuur is daarom het veiligstellen van die erkenning, zeker wanneer middelen schaars zijn. Wat voor universitaire onderzoekers geldt, is echter te veralgemeniseren. In ieder mens schuilt een onderzoeker, want ieder mens stelt zichzelf vragen en is op zoek naar antwoorden. Een van de thema’s die ik belangrijk vind, is ‘de onderzoekende samenleving’, waarin we in staat zijn dat onderzoekstalent van iedereen te mobiliseren. In gesprekken wordt dan vaak gereageerd met zoiets als: ‘Hè? Maar onderzoek, daar hebben we toch universiteiten voor?’ Ik durf de stelling echter aan dat we als samenleving veel meer weten dan al onze universiteiten bij elkaar en dat we een grotere diversiteit in kennisproductie zien wanneer we niet alleen op universiteiten zouden gaan kijken. Wanneer we het onderzoekend vermogen dat ook daarbuiten te vinden is niet waarderen, dan lopen we volgens de analyse van Merton het risico dat het verdwijnt. Dat is een gemis, ook voor de wetenschap. Buitenpromovendi hebben, juist doordat ze niet in de dagelijkse context van een universiteit onderzoeken, hierin een bijzondere rol. In zijn voorwoord van ons handboek schrijft Léon de Caluwé dat ze belangrijke bijdragen kunnen leveren en met de vraagstukken waar ze in de praktijk tegenaan lopen mee de wetenschapsagenda bepalen. Zelf vind ik dat ze meer in het algemeen een groot aandeel hebben in het onderzoekend vermogen van de samenleving. Ik vind het daarom belangrijk dat hun aandeel zichtbaar is, opdat het erkend kan worden. Hoera voor deze onderzoekende mens!
Nu is het natuurlijk zo dat er bij erkenning twee kanten van het verhaal zijn, ook als het gaat om de onderzoekende mens. De ene is die van de toeschouwer; die moet de onderzoekende mens daadwerkelijk zien en als zodanig waarderen. De andere is de mens die zichzelf daadwerkelijk als onderzoekend laat zien; wie zich als onderzoeker onzichtbaar maakt, blijft immers automatisch als zodanig onopgemerkt. Soms denk ik wel eens dat te veel mensen er uit gebrek aan waardering voor kiezen om onder hun niveau te presteren, met bijvoorbeeld verveling op het werk en tanende ambities als gevolg. Voor hen wil ik de woorden herhalen die Merton elders in zijn boek van bisschop Sprat citeert: “In Assemblies, the Wits of most men are sharper, their Apprehensions readier, their Thoughts fuller, than in their Closets.” Dus kom uit die kast en laat je jezelf zien als de onderzoeker die je bent.