Voorafgaand aan de masterclasses van NSO-CNA schrijf ik steeds een preflectie: een voorbespiegelend stukje over het thema van de betreffende masterclass. Dit is mijn preflectie bij de masterclass Intercultureel denken - voorbij mono-modernistisch onderwijs.
Sprookjes
Het zal ergens eind jaren zeventig zijn geweest dat mijn vader voor mij een sprookjesboek kocht en omdat mijn vader van verzamelen hield, werd dit het eerste in een lange rij sprookjes van over de hele wereld. Achteraf kan ik wel zeggen dat deze collectie een mooie introductiecursus in culturele antropologie is geweest. Immers, sprookjes gaan over het oplossen van problemen en wat als probleem en oplossing geldt, is nogal plaats- en tijdgeboden, kortom cultureel bepaald.
Westerse kennisexport
Ergens in 2004, 2005 waren er twee voor mij opmerkelijke gebeurtenissen. De eerste was op een congres over transdisciplinair onderzoek. Ik sprak iemand over haar promotieonderzoek dat ze in de tropen met de lokale bevolking had uitgevoerd. Het ging over een milieuvraagstuk en ik vroeg naar de opzet van haar onderzoek, die eigenlijk best standaard bleek, namelijk: de oplossing was al in Nederland bedacht, de vraag was hoe deze ter plaatse te implementeren. Ik vroeg of de lokale bevolking zelf niet ook ideeën had over hoe dit vraagstuk op te lossen, wat mij een verbaasde blik opleverde. Hoezo, lokale kennis?
De tweede was vergelijkbaar. Ik was bezig een handelsmissie naar de tropen voor te bereiden en vroeg aan de Nederlandse missiegangers wat ze van de lokale bevolking zouden willen leren. Verwarde blikken vormden het antwoord. Hoezo, wij iets leren van hen?
Tegenwoordig scharen we dergelijke eenrichtingsopvattingen over kennis onder koloniaal denken. Voor mezelf vat ik de logica ervan samen met ‘Conimex-denken’. Een paar jaar geleden was er namelijk een reclame op de Nederlandse televisie over kroepoek, gemaakt (zowel de reclame als de kroepoek) door Conimex. Hoofdpersoon was een witte man die trots vertelde hoe Conimex de lokale bevolking had geleerd duurzaam garnalen te vissen. Voor die Nederlandse kroepoek dus.
In dit soort gevallen, en beide anekdotes staan echt niet op zichzelf, denk ik steevast: hè, maar hoe losten ze daar dan hun problemen op toen wij er nog niet waren? En ook: kan het zijn dat onze komst zelf de oorzaak van hun problemen werd? Ik doe me nu wat naïever voor dan ik ben hoor, want ik weet best beter hoe het zit. Ik had namelijk al die sprookjes gelezen en daarin werd ongeacht welke cultuur het probleem uiteindelijk altijd opgelost. Je doet aan Conimex-denken als je ervan uitgaat dat oplossingen alleen uit het Westen komen, en ook als je ervan uitgaat dat alleen oplossingen uit het Westen komen.
Improvisatie versus standaardisatie
Alle sprookjes tezamen, ook die van Westerse culturen, laten iets interessants zien. Deels kun je abstraheren van problemen en oplossingen (bijvoorbeeld goed verslaat kwaad met wat magie), maar altijd ook zie je een hoog gehalte aan lokale improvisatie. Net als MacGyver of The A-team, series waarmee ik de tachtiger jaren door probeerde te komen, doet iedereen het met wat ter plaatse en op dat moment voor handen is. Opvallendste overeenkomst dan weer is de totale afwezigheid van gedachten over evidence based en best practices, dat wil zeggen: als het probleem eenmaal is opgelost, wordt er geen methode ontwikkeld, de oplossing wordt niet serieel in productie genomen en aan de rest van de wereld verkocht, er verschijnen geen aanbevelingen en er wordt niets uitgerold. Iedereen, lezer van sprookjes en/of kijker van actieseries, wordt geacht zelf te weten wat met de lessen te doen. Want lessen, die zitten er natuurlijk altijd wel in; ze gaan alleen niet over de beste oplossing, maar over de problemen, hun aard en waarom je ze zou willen aanpakken. De echte oplossing brengt daardoor altijd een kwalitatief, geen kwantitatief verschil. En omdat je die oplossing vindt in wat voor handen is, is ze ook altijd – in onderzoekstermen – ecologisch valide.
Kort gezegd: er vindt geen standaardisering van de oplossing plaats. Als standaardisering überhaupt in het verhaal voorkomt, dan is dat als de vijand die verslagen moet worden (de bureaucratie, het leger van de dictator, de belastingen). Prestatie-indicatoren zijn nooit onderdeel van een duurzaam succesvolle strategie in sprookjes. En ik vraag me af of ze dat überhaupt ooit kunnen zijn. In het echte leven, bedoel ik dan.
Technocratische oplossingen
Het verschil tussen al die wereldsprookjes en MacGyver en The A-team is natuurlijk ook duidelijk en zit wederom in de oplossingen. Amerikaanse actieseries – en die zijn model gaan staan voor alle actieseries – stromen over van de technische oplossingen, waarmee nogal wat explosies gepaard gaan. Daarmee staan ze symbool voor een bepaald type oplossing, namelijk eenzijdig technologisch vernuft met materiaalverspilling en milieuvernieling tot gevolg. Ook dit is een aspect van koloniaal denken, namelijk het uitgangspunt dat je alleen met moderne techniek de situatie naar je hand kunt zetten. Toen Europeanen Noord Amerika koloniseerden, troffen ze natuur aan die er, nou ja, als natuur uitzag. Dat dit het resultaat was van natuurbeheer door de inheemse bevolking kwam niet bij hen op, want hun ideeën over voedselproductie waren geënt op Europese akkerbouw en veeteelt. Westers koloniaal denken gaat over heersen, en heersen doe je met verstand en techniek.
Volgens Amitav Ghosh is dit denken een Westers verschijnsel, maar niet alle westerlingen vertonen het; in De vloek van de nootmuskaat legt hij uit hoe Westerse elites ook de bevolking op hun eigen grondgebied gekoloniseerd hebben (en we zien ook hoe niet-Westerse elites zich dit denken toe-eigenen). Peter Sloterdijk betoogt in De regels van het mensenpark dat onderwijs het belangrijkste instrument is voor deze inlandse kolonisering, die ook naar de kolonies geëxporteerd werd en daar na de dekolonisatie is blijven hangen (als een soort nare oom die na een gedwongen huwelijk maar niet van het bruiloftsfeest wil vertrekken). We herkennen het in kerncurricula, landelijke exameneisen, eenzijdige focus op de arbeidsmarkt, de macabere wens om iedereen zo vroeg mogelijk in een hokje te stoppen en voor te sorteren op latere (over?)levenskansen in een gestratificeerde maatschappij. Pink Floyd verwerkte het in de rock opera The Wall, Nick Sousanis tekende het in Unflattening. Veel eerder al, in 1934, beschreef Lewis Mumford de Westerse cultuurgeschiedenis als een van groeiende regimentering – het te bestrijden monster in diverse sprookjes, en volgens mij ook in het echte leven. Niet voor niets is dekolonisering van het onderwijs een hot topic.
Natuurlijke intelligentie
Afgelopen zondag hoorde ik van Ruben Jacobs, die ook een masterclass verzorgt dit jaar, over een ander boek van Amitav Ghosh, The great derangement. Dat heb ik nog niet gelezen, maar uit Rubens omschrijving maak ik op dat het gaat over iets wat ik ook al meen vast te kunnen stellen, namelijk een toenemende monocultuur in De Literatuur. Met de moderne roman zijn vanaf de negentiende eeuw met name de menselijke psychologie en het realisme in de beschrijvingen daarvan prominent in beeld gekomen (daarom noem ik dit zelf ‘Het grote navelstaren’). Daarbij is de wereld waarin de verhalen zich afspelen niet aan verandering onderhevig, laat staan aan klimaatverandering, en dus totaal niet realistisch. De Literatuur biedt dus, aldus Ghosh, althans dat vermoed ik want ik heb zijn boek nog niet gelezen, afijn, De Literatuur biedt dus geen model voor hoe, psychologisch of anderszins, om te gaan met een wereld die aan het veranderen is. Daarvoor moet je toch echt bij sci-fi zijn, zoals die van Neal Stephenson. En, zo wil ik graag op deze plek betogen, ook bij sprookjes. Want wat ik mis in De Literatuur en vind in sprookjes, is de vanzelfsprekende aanwezigheid van dieren en planten die niet tot het decor horen, maar daadwerkelijk een rol in het verhaal spelen.
En laat dit nou net hét thema zijn in het genre dat momenteel booming is in de non-fictie: de intelligentie van de natuur. De bloei van dit genre is voor mij een signaal van een groot en groeiend verlangen naar andere dan de nu nog dominante modernistisch-technocratische oplossingen. De overtuiging groeit dat juist de logica van deze oplossingen onderdeel is van de complexe problemen waar we voor staan.
Maar hernieuwde warme belangstelling voor de natuur is niet alleen instrumenteel. In Vos en ik vertelt Catherine Raven, gepromoveerd biologe die naast docent ook natuurbeheerder is, hoe haar opleiding haar gedisciplineerd had om emotionele afstand tot de levende natuur te houden en hoe een vos, die deze mores niet kende, deze afstand tenietdeed door stoutmoedig vriendschap met haar te sluiten. Het is dus ook een begrijpelijke poging om de bondgenootschappen die we eens met de meer-dan-menselijke-wereld hadden te herstellen. Dat bereiken we niet binnen een mono-modernistisch paradigma, er is variatie in paradigma’s nodig om ons weer lenig in de typen oplossingen te krijgen. Die variatie is er, zo laat Baggini zien, en dat opent de wereld weer een beetje.
Bovenstaand is mijn preflectie op de masterclass “Intercultureel denken – voorbij mono-modernistisch onderwijs”. Ik zie uit naar de invulling die Renate Schepen eraan geeft en hoop op geanimeerde dialogen – al is het maar, omdat de dialoog niet te standaardiseren en dus kandidaat voor sprookjesachtige oplossingen is.
Inspiratiebronnen
- Al mijn sprookjesboeken
- Boeken en films over biomimicry en de intelligentie van de natuur
- De vloek van de nootmuskaat van Amitav Ghosh, en de gedachte aan het lezen van The great derangement
- How the world thinks van Julian Baggini
- De regels van het mensenpark van Peter Sloterdijk
- Technics and civilization van Lewis Mumford
- De voorpret van het lezen van Termination Shock van Neal Stephenson (als zijn boek The Rise and Fall of D.O.D.O. een kwaliteitsindicatie is)
- Another brick in the wall van Pink Floyd
- Vos en ik van Catherine Raven
- Unflattening van Nick Sousanis
Deze blog verscheen ook op de website van NSO-CNA.