Had ik net besloten dit jaar mijn meningen onder stoelen en banken te steken, vraagt Aad Lips me iets te vinden van zijn blog Depressie, wat is dat eigenlijk? Hij schreef het vorig jaar na de zelfdoding van Robin Williams en het is nu weer actueel door die van Joost Zwagerman. Ik was eerlijk gezegd een beetje verrast door zijn vraag, want ik ben geen ervaringsdeskundige en depressie is ook mijn academische expertise niet, maar gehoor geven aan een uitnodiging van Aad levert meestal een biertje op en ik ben wel eens voor minder in de pen geklommen.
Aan Aad’s exposé heb ik dus weinig toe te voegen. Hij geeft een overzicht van oorzaken en verschijningsvormen, maar of dat uitputtend is, ligt buiten mijn beoordelingsvermogen. Zijn eigen ervaring komt ruimschoots aan bod en ik geloof hem onmiddellijk als hij schrijft: “Je leeft mentaal in een hel”, maar hoe dat aanvoelt ligt buiten mijn inlevingsvermogen. Ik lees zijn woorden en herken ze uit wetenschappelijk onderzoek naar depressieverhalen (narrativiteit is wel mijn academisch vakgebied). Ik lees ze en herken ze uit de mond van mensen die mij nabij staan, ook als zij ze zelf niet meer vertellen omdat het hen teveel werd. Maar het woord zien is niet de ervaring voelen. Het is wrang dat om écht te begrijpen wat het is, je erbij had moeten zijn, en ik geloof Aad als hij zegt dat niemand dat wil en dat je hierin niks te kiezen hebt.
Het kan iedereen overkomen, mij dus ook, maar voorlopig ben ik nog geen ervaringsdeskundige. In tegendeel, ik sta by default in een blijmoedige huppelmodus met door een lichte escalatiezucht zo nu en dan een uitschieter naar hieperdepiep. Ik ben wel eens down of teleurgesteld, ik weet van liefdesverdriet en rouw, ik pieker ook en maal wat af, maar dat is bij lange na niet de mentale hel van Aad. Waar zijn beschrijving verwijst naar implosie en inertie, is mijn energie er eentje van big bang en bam. Het enige waar je dat niet aan afziet is mijn huishouden. Daarbuiten ben ik druk met onderzoek, hou ik van uitgaan en sta ik niet echt bekend om mijn frigiditeit. Ik zit met mijn lust-tot-van-alles eerder boven wat de maatschappelijk geaccepteerde norm lijkt dan eronder. Op mijn rapporten van de lagere school werd steevast ‘is te vrij in haar optreden’ aangevinkt en nog steeds voel ik regelmatig sociale druk om mijn enthousiasme te temperen en niet helemaal uit te leven. Ik wil dan soms ‘sorry’ zeggen voor mij euforie, wat vreemd is want net als met een depressie heb je ook hierin eigenlijk niks te kiezen. Maar anders dan een depressie is een verliefdheid op het leven geen ziekte en je bent er sociaal minder gehandicapt mee in een samenleving die up & go ook best okay, zij het wat kinderachtig vindt.
En juist daar, in wat als ‘het echte leven’ te boek staat, is die huppelmodus soms onhandig, zeker als je daarnaast ook nieuwsgierig bent, een goed stel hersenen hebt en de serieuze wereld van de wetenschap betreedt. De bevrediging als je tot nieuwe kennis komt past prima bij mijn vrolijke inborst, maar ik heb daar ook mijn meest deprimerende momenten beleefd. Ik kan daar veel voorbeelden van geven, maar daar gaat deze reactie niet over. Mijn punt is anders, namelijk dit: Aad’s ervaring lijkt me diametraal anders dan die van mij, en toch hebben we iets gemeen. Hij was depressief in een wereld waarin wellness te koop en dus een keuze is, ik ben vrolijk in een wereld die van ernst in elkaar zakt, en dat is precies waar we elkaar kunnen vinden. Allebei zijn we soms gewoon een beetje too much voor wat een ander aankan. En dus begrijp ik zijn oproep om vooral te luisteren zonder goede raad te geven of medelijden te hebben, depressiviteit er te laten zijn zonder oordeel. Die behoefte om niet beoordeeld te worden voel ik ook – wie niet eigenlijk? Klinisch gezien zijn de menselijke geest en emoties dan niet mijn expertise, maar als letterkundige heb ik veel manifestaties ervan in woord en beeld voorbij zien komen. Tussen verdoofd en oorverdovend zit volgens mij niet een gemiddelde met een teveel of een te weinig van het een of het ander; de menselijke emotie is geen lijn tussen extremen met een standaardafwijking. Om de volledige reikwijdte van waar de mens toe in staat is te bevatten, moeten we alles kunnen toelaten, ook de extremen waar de ingeregelde samenleving nog niet aan toe is. Pas als we elkaar met milde ogen zien, kunnen we er voor elkaar zijn zoals we zijn.