Independent scholar, cat addict, tattoo lover

Veel mensen hebben een onderzoekende geest zonder het te beseffen. Ze stellen vragen, analyseren, interpreteren en trekken conclusies; maar ‘onderzoek’ vinden ze het niet, want wat weten ze nu van theorie? ‘Onderzoek’ lijkt zo het domein van de universiteit. De wetenschap is echter groter dan dat. En de complexiteit van ons bestaan vraagt om meer onderzoekende geesten, die kritisch zijn en in researching publics samen betekenis geven aan wat er gebeurt of kan gebeuren. Daarom is het goed als veel mensen zich met onderzoek bezighouden, ook buiten de context van de universiteit. Onderzoeken kun je leren, je hoeft je alleen wakker te laten kussen door een vraag.

Mijn thema ‘leren onderzoeken’ heeft twee kanten. Aan de ene kant zijn er de individuen die leren onderzoeken, aan de andere kant de context waarin ze dat doen. Leren onderzoeken als individu gaat veel verder dan geoefend worden in bepaalde vaardigheden en het bedreven raken in specifieke methoden en technieken. Het vraagt ook nadenken over wat voor onderzoeker je bent. In die zin zijn ook ervaren wetenschappers nog steeds bezig om te leren onderzoeken.

In 2010 heb ik een onderzoek gedaan naar buitenpromovendi, getiteld Buitenpromovendi en het onderzoekend vermogen van de samenleving.1 Buitenpromovendi zijn mensen die een proefschrift voorbereiden zonder dat ze een aanstelling daarvoor aan een universiteit hebben. Doel van het onderzoek was enerzijds kennis over deze onderzoekers te produceren en anderzijds deze kennis in te zetten bij het structureel verbeteren van het werken als buitenpromovendus. Ik concludeerde dat buitenpromovendi dezelfde kenmerken hadden als onderzoekers op universiteiten (ze wilden weten hoe het zat, waren nieuwsgierig, wilden iets bereiken, et cetera) en dat ze, anders dan de meeste onderzoekers op universiteiten, een sterke voorkeur hadden voor het verbeteren van praktijken in hun beroep, organisatie of de samenleving. Hoewel ze vaak goede contacten hadden, verbaasden veel buitenpromovendi als outsiders van het universitaire wetenschapsbedrijf zich ook over de concurrentie, het machogedrag, de arrogantie en de onwil om samen te werken. In het algemeen vonden ze het moeilijk om qua onderwerp en/of methode aansluiting te vinden bij de universiteit als gevestigde orde van de wetenschap. Naar aanleiding van dit onderzoek heb ik het paper  Bricolage and the late modern academic habitus of external PhD candidates geschreven.2 Voor Management en Consulting schreef ik De onvoltooide droom. Aantal buitenpromovendi groeit gestaag, Promotietrends onder adviseurs en De status aparte van buitenpromovendi. Mijn onderzoek naar buitenpromovendi en wat het betekent om onderzoeker te worden heeft haar voorlopige hoogtepunt gevonden in Handboek Buitenpromoveren dat ik samen met Kerstin van Tiggelen heb geschreven. Hierin hebben we ook veel wetenschapsetnografie opgenomen, omdat leren onderzoeken niet alleen over de persoon die leert gaat, maar ook over de context van dat leren.

Ook buiten de context van universiteiten leren mensen onderzoeken. Hogescholen hebben bijvoorbeeld sinds begin deze eeuw de wettelijke taak om onderzoek te doen en hun studenten te leren onderzoeken in de professionele praktijk. Voor het personeelsbeleid betekent dit meer gepromoveerden als docenten werven en meer docenten laten promoveren. Wil de omslag van een louter onderwijscultuur naar een onderwijs- en onderzoekcultuur kunnen slagen, dan is nieuwe professionele ontwikkeling van werknemers van hogescholen een noodzaak. Hierover schreef ik samen met Jan Geurts het artikel De kenniskring als HRD-instrument. Over het ontwikkelen van nieuwe professionaliteit.3 Hogescholen lopen echter het risico onhaalbare doelen te stellen binnen promotietrajecten, als ze geen rekening houden met de valkuilen en de verschillen in organisatorische context. Effectief promotiebeleid op het hbo moet speciale aandacht richten op: projectmanagement, duidelijke en formele condities, sociale en vakinhoudelijke netwerken, methodologisch onderwijs en training en coaching van zowel de promovendi als hun begeleiders. Hierover schreef ik samen met Elroy Cocheret de la Morinière het artikel Tweehonderd extra hbo-promovendi in 2009: hoe doen we dat? Adviezen voor succesvol promoveren in het hbo.4

Niet alleen hogescholen zijn nieuwe spelers in onderzoeksland. In Organisaties leren onderzoeken5 introduceer ik de onderzoekende organisatie, wellicht de opvolger van de lerende organisatie, als niet-universitaire context voor onderzoek. Steeds meer academici gaan buiten de universiteit aan de slag in het bedrijfsleven, bij de overheid of in de non-profit sector. Hoe kunnen niet-universitaire organisaties de academische vaardigheden van deze werknemers ten volle benutten? In Het inrichten van onderzoeksintensieve werkomgevingen6 sta ik stil bij het gegeven dat veel organisaties leren en onderzoek uitbesteden, terwijl werknemers in de context van eigen onderzoek heel veel kunnen leren wat ten goede kan komen aan hun organisatie. Hoe kunnen HRD-managers het onderzoekend vermogen in hun organisatie optimaal benutten?

--

1. Nijmegen: [campus]OrléoN.

2. Voor de First International Conference on Emerging Paradigms in Business and Social Studies, Dubai, 22-24 november, 2011 (won ‘best paper award’).

3. In 2006 verschenen in Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 24, 1, pp. 13-22.

4. In 2007 verschenen in Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 4, pp. 245-255.

5. In 2008 verschenen als supplement van Handboek Effectief Opleiden bij Reed Business.

6. In juni 2009 verschenen in Opleiding & Ontwikkeling, pp. 18-21.

Categorie: