Independent scholar, cat addict, tattoo lover

wetenschapsetnografie

With the rise of the accountability credo came the question of value and the need to somehow define it. These days, value is mostly considered in terms of valorization. Valorization “encompasses all activities that contribute to ensuring that the outcomes of scientific knowledge add value beyond the scientific domain” (Benneworth and Jongbloed 2009:567). It involves making academic output broadly available and accessible outside academia as well as the co-production of knowledge with non-academics.

Beste Sint, U hebt wat af te rijmen deze dagen voor pakjesavond en zult het wel razend druk hebben. Ik help u daarom graag op weg met de gedichten voor onderzoekers door u te wijzen op het prachtige rijmwoord waar de commissie Levelt deze week mee kwam: slodderwetenschap.

De drempel naar ons wetenschappelijk onderwijs is laag. Nog nooit hebben zo veel mensen hun entree gemaakt op de universiteit en velen ook verlaten de universiteit met een titel op zak. Een klein, maar groeiend aantal gaat als promovendus verder met onderzoek. Van hen hoopt 95% op de universiteit een baan te vinden, terwijl er is slechts plek is voor 20%.

“This book is intended as an introduction to a new way of looking at knowledge as a shared resource, a complex ecosystem that is a commons—a resource shared by a group of people that is subject to social dilemmas”, is the opening line Charlotte Hess and Elinor Ostrom wrote in their Understanding Knowledge as a Commons. From Theory to Practice (2011, The MIT Press).

If 80 percent of all PhDs leave the university, then there must be more PhDs outside of the university than inside.If there are more academically skilled people outside of the university than inside, then the academic potential of a society is larger than the academic potential contained within universities.It was this simple line of reasoning that made me realize that if a society faces a difficult problem, then it would make sense to mobilize its full problem-solving capacity.

Ik heb van mijn achttiende tot mijn tweeëndertigste in de universitaire wereld rondgelopen, eerst als student en daarna als niet-wetenschappelijk medewerker, buitenpromovendus en post-doc onderzoeker. Tijdens deze wandel deed ik Franse taal- en Letterkunde, Sociale Wetenschappen, Informatica, Bedrijfswetenschappen en Sociale Pedagogiek aan.

In de tweede helft van de wekelijkse radioshow A Prairie Home Companion (op Minnesota Public Radio) brengt presentator Garrison Keillor The News from Lake Wobegon. Lake Wobegon is een fictief stadje “where […] all the children are above average.” Zo opmerkelijk zijn de inwoners dat hun eigenschap om eigen kwaliteiten in vergelijking met die van anderen te overschatten – een heel menselijke neiging – bekend is komen te staan als het Lake Wobegon effect (illusory superiority). Wanneer we nadenken over onze eigen kwaliteiten, geven we een oordeel over hoe we het volgens onszelf doen.

Dit jaar viert het wetenschapssociologische concept “paradigma” zijn vijftigste verjaardag. Thomas Kuhn introduceerde het in zijn boek The Structure of Scientific Revolutions. Daarmee werd hij wereldberoemd. Volgens mijn woordenboek betekent παρά-δειγμα “voorbeeld, model; bewijs.” Volgens Kuhn is het “what members of a scientific community, and they alone, share.” Het wordt blijkens de geschiedenis van de wetenschappen wel eens vergeten dat precies datgene wat gedeeld wordt een voorbeeld is en dus als lid van een grotere logische klasse naast andere, evenwaardige voorbeelden staat.

Since decades, outsiders criticize The Ivory Tower for its seclusion. Today, insiders proclaim a crisis within the tower itself. Staff publicly criticize conditions for research and teaching. Here I reflect as on my experiences as an action researcher within academia and address the question of espoused theories and theories-in-use in academic practice. My starting point is the case of an academic business school that was renowned for successful educational innovations. I wondered its success could be explained by the organizational theories of its staff.

In this article I address two interrelated questions. The first question is, what role do external PhD. candidates play in the emergence of paradigms? The second question is, if anything, what do external PhD. candidates actually contribute to the process of emerging paradigms? In order to answer these questions, I conducted an exploratory study into the vicissitudes of external PhD. candidates in the Netherlands. As my findings suggest, they display a fully-fledged academic habitus.

How to explain an academic community that theorises about knowledge intensive organisations whilst creating practical knowledge about living in this community that negates these theories? I constructed a learning history of an academic business school and found some answers. Confronting the collective narrative of the organisation about itself with analyses and recommendations written for others, I found little correspondence between the two. To find out why, I deconstructed the organisational narrative and searched for dominant metaphors that guided everyday practice.

The learning history is designed to describe the coming about of best practices, with their reproduction in mind. In this paper, I discuss the implications of this instrument and present a modified version. I use a so-called discursive learning history to zoom in on the interaction between a convergent, official, organisational narrative on the one hand, and people acting according to their own stories on the other. Narrative structures help to create an inner logic that help people to make sense of their organisation.

In Intermediair van 25 februari 2011 staat een artikel over evidence-based consulting met als veelbetekenende kop: ‘God zegen de greep’. Deze ‘advisering op basis van aantoonbare resultaten uit het verleden’ is in opkomst, maar nog geen gemeengoed. Desondanks zijn er behoorlijk wat buitenpromovendi die onderzoek doen naar de praktijk van organiseren en adviseren. Wat zijn hun ervaringen met de wetenschappelijke wereld?     

Later en langer, dat is deze nieuwe CO Times. Op 27 oktober 2010 was het zover: op de manifestatie Buitenpromovendi en het onderzoekend vermogen van de samenleving waren zo’n veertig belangstellenden getuigen  van de overhandiging van het rapport over het gelijknamige onderzoek aan de voorzitters van VSNU en PNN. Een voor mij spannend moment, omdat ik behoorlijk intensief met het onderzoek bezig ben geweest. Het begon met de interviews van januari tot en met maart en toen volgde de analyse. Tja, en dan?

Het lijkt alsof er geen groep in de wetenschappelijke bedrijvigheid zo in nevelen gaat gehuld als die van de buitenpromovendi. Is er eigenlijk wel sprake van een groep? Vooralsnog heeft de VSNU geen cijfers paraat en de specifieke noden van deze onderzoekers zijn niet systematisch geïnventariseerd. Hierdoor kunnen de belangen van buitenpromovendi niet goed gediend worden. Reden voor mij als initiatiefnemer van [campus]OrléoN om in 2010 te starten met een onderzoek naar buitenpromovendi. Om hoeveel mensen gaat het eigenlijk? In welke vakgebieden zijn zij veelal actief?

Onderzoek doen naar buitenpromovendi is leuk. Ik wil hier nog niet te veel vertellen over de resultaten – die presenteer ik op 26 maart – maar een klein tipje van de sluier wil ik wel vast lichten. Vooraleerst: wat hen bindt is de zin in onderzoek. Dat kan ook natuurlijk ook niet anders. Velen doen dat graag in verband met een universiteit, maar niet zonder de praktijk te verlaten. Zoals zij nu onderzoek en praktijk combineren, zo hopen zij dat na het “hora est!” ook te blijven doen. Dat brengt me trouwens bij een terzijde.

2 december van het afgelopen jaar was het dan zo ver: na een voorbereiding op internet kwamen De Vrienden bijeen om als wetenschappers, studenten, ondernemers, bestuurders, politici en andere stakeholders de dialoog aan te gaan en zo wetenschap op de agenda te zetten. Ik heb me in de discussies op internet gemengd en gepoogd om een lans te breken voor de stelling dat wetenschappers maatschappelijke actoren zijn, dat kennisproductie dus een maatschappelijk verschijnsel is en dat het onderzoekend vermogen van een samenleving niet beperkt blijft tot universiteiten en andere kennisinstituten.

Afgelopen vrijdag was ik weer eens bij mijn oude alma mater, tegenwoordig de Radboud Universiteit. Er was een afscheidscongres van Piet Verschuren met als thema praktijkgerichte wetenschap. Interessant was de bijdrage van Hans Radder, die inging op wetenschap als praktijk. Hij verwees naar de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van de VSNU. Kort gezegd gaat het om de principes zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Vreemd genoeg gaat deze code over de individuele wetenschapsbeoefenaar en niet over het universitair bestuur.

Pagina's