Volgens de VAWO, Vakbond voor de wetenschap, is ruim 40% van de gepromoveerde wetenschappers aan universiteiten in tijdelijke dienst.1 De schaarste op de academische banenmarkt is al jaren een feit, maar is om diverse redenen een taboe.
Een volle reservebank
Er is in Nederland volop discussie over de kwaliteit van ons wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Daarbij is veel aandacht voor elementen die uitnodigen tot fraude, zoals de publicatiedruk en de promotiepremie.2 Het wordt vaak een “pervers systeem” genoemd. Verrassend weinig aandacht gaat uit naar de manier waarop dit onderwijs en onderzoek aan de universiteit wordt georganiseerd. Het hoge percentage wetenschappers met tijdelijke contracten doet vermoeden dat dit gebeurt door een grote groep als reserve aan te houden, als wat The Economist in 2010 The disposable academic noemde. “Wetenschap is topsport”, zo legde Karl Dittrich, voorzitter van de VSNU, de concurrentie om de fijne banen uit; en hoewel die metafoor van alles verhult – zoals ik betoog in Wetenschap meer dan topsport – laten de cijfers zien dat de reservebank goed vol zit.
Hoewel het Nederlandse promotiestelsel (voorlopig nog) anders is dan dat in Angelsaksische landen en onze promovendi, omdat ze werknemer zijn, geen schulden hoeven op te bouwen om te kunnen promoveren,3 is de banenmarkt voor na het promoveren wereldwijd krap. Er is genoeg werk en er zijn genoeg gekwalificeerde mensen, maar er zijn te weinig vaste banen. In deze omstandigheden zijn het de universiteiten die, als werkgevers, de eisen kunnen stellen.
Great Jobs Tomorrow!
Sommige cafés lokken hun klanten met “Free drinks tomorrow”; wie de dag erop terugkomt, hoort altijd dat het om de volgende dag gaat. Zoiets doen universiteiten ook als ze een bord met de belofte “Great jobs tomorrow” boven hun poorten hangen. Vanuit het idee dat elke baan aan een universiteit beter is dan geen baan of werk elders, neemt een groot aantal wetenschappers genoegen met een reserveplaats: de tijdelijke baan. Waardoor de kans op een baan aan de universiteit niet groeit, maar de kans op werk daarbuiten ook niet. De situatie is vergelijkbaar met die van seizoensarbeiders: de inkomsten fluctueren, maar de vaste lasten blijven constant, groeien misschien zelfs. Wat doe je dus als je tijdelijke baan afloopt? Dan neem je de volgende. Tot op een dag de volgende generatie jonge doctoren op diezelfde stoep staat en er jij er niet meer in komt, all dressed up and no place to go.
Een en ander kan ertoe leiden dat wetenschappers met tijdelijke contracten meedoen aan malafide praktijken. In de NRC van 8 februari4 doet een anonieme wetenschapper een boekje open over de illegale constructies die universiteiten verzinnen, zoals het omzeilen van de ketenregeling.5 Die bepaalt dat er minstens drie maanden tussen contracten moeten zitten. De anonieme wetenschapper onthult dat een universiteit hem geadviseerd had het college gewoon op het gewenste moment te geven en een tijdelijke uitkering aan te vragen zodat die termijn juridisch verstreken was; later zou hij dan betaald krijgen. Ook werd het hem wel eens door de omvang van een opdracht moeilijk gemaakt voor andere opdrachtgevers te werken; iets wat voor zzp’ers belangrijk is om zelfstandig ondernemerschap aan te tonen: “Maar dan zeggen ze dat je maar iets moet verzinnen. Dus ga je bijvoorbeeld een andere zzp’er zogenaamd inhuren. Ik heb gewoon aan belastingontduiking gedaan.”
Het taboe op de schrale arbeidsmarkt
Het is lastig om te overleven op de academische arbeidsmarkt. Maar waarom wordt hier niet openlijk over gesproken? Het taboe wordt om verschillende redenen niet doorbroken. De ene kant van de medaille is dat er belangen spelen rond de mythe van de meritocratische arbeidsmarkt, bij de belofte dat je, als je goed bent, gemakkelijk aan een baan kunt komen. De universiteit heeft daar belang bij, want hoe langer goedkope medewerkers een optimistische inschatting maken over hun kansen op die markt, des te langer ze gemotiveerd hun best doen. Hoogleraren hebben er belang bij, omdat zij hierdoor langer beschikken over uitvoerende krachten.
Dan is er die andere kant van de medaille, die van de disposable academic; de wegwerpwetenschapper dus. Het is niet fijn om op de reservebank te zitten, helemaal niet als je altijd tot de slimsten van je klas hoorde en leren je altijd zo gemakkelijk af ging. Waarom sta je dan nu als wetenschapper niet opgesteld? In Breaking the silence: The hidden injuries of neo-liberal academia beschrijft Rosalind Gill hoe schaamte bijdraagt aan de stiltecultuur op universiteiten. Daardoor is er geen gedeelde analyse van het probleem van de banenmarkt, wordt het mislukken daarop een particulier gegeven en wordt in stilte geleden. Tot voor kort, althans. In de Verenigde Staten wordt het taboe meer en meer doorbroken door jonge wetenschappers die er genoeg van hebben dat ze door universiteiten als reservespelers worden behandeld: geen baanzekerheid, wel lage lonen, geen secundaire arbeidsvoorwaarden en geen mogelijkheid om een samenhangende loopbaan, laat staan een fatsoenlijk bestaan op te bouwen. Door hun ‘outing’6 wordt ook zichtbaar hoe weinig solidariteit er tussen de academische generaties is. In zijn blog Just Look at the Data, if You Can Find Any. We need more openness about the job placements of Ph.D.’s schrijft William Pannapacker hierover:
professors who teach in graduate programs understand that their jobs exist, in part, because they continue to be able to attract doctoral students who will fill their seminars, grade their undergraduates’ papers, and, ultimately, teach most of the low-level courses. [...] All of those factors make it difficult for anyone to criticize graduate education and the academic labor system. People who do so – even with irrefutable evidence – are dismissed reflexively as ‘embittered failures’ or ‘anti-intellectuals.’
De boodschap is duidelijk: de waarheid is altijd de werkelijkheid van de winnaars. Maar wat als we een andere werkelijkheid gaan maken?
Een andere werkelijkheid
Het is zinloos om te verwachten dat er meer banen zullen komen, maar we kunnen wel leren om anders naar wetenschappelijk werk te kijken. Wetenschap is meer dan een universiteit. In het slothoofdstuk van ons zwermonderzoek Te slim voor de arbeidsmarkt doen we een aantal aanbevelingen om werken in de wetenschap breder op te vatten en veelzijdiger mogelijk te maken dan alleen als baan aan een universiteit. Ik herhaal ze hier even:
Wat onderzoekers interessant maakt voor hun samenleving is hun ‘anders weten’, hun deskundige twijfel, hun volhardendheid, hun discipline, hun vermogen om vragen te stellen, hun creatieve vermogen om de wereld anders te laten verschijnen, hun productiedrift en, meer in het algemeen, de manier waarop ze een voorbeeld zijn van zin in onderzoek. Waardering hiervoor zal manifest worden wanneer:
- er geen onderscheid gemaakt wordt tussen binnen- en buitenuniversitaire omgevingen voor werken in de wetenschap.
- een ander beeld van ‘wetenschap’ kan ontstaan, namelijk als drijvende kracht achter hoe een samenleving zich ontwikkelt.
- binnen de wetenschap alle disciplines tot hun recht komen.
- de waarde van onderzoek voor de samenleving met andere, meeromvattende normen dan louter economische relevantie erkend wordt.
- de samenwerking tussen wetenschappers uitnodigend en stimulerend is voor promovendi.
- promovendi op alle fronten toegerust zijn om hun omgeving voor werken in de wetenschap te kiezen dan wel te creëren.
- de intrinsieke waarde van de onderzoekende mens vertrekpunt is.
- de zorg voor bovenstaande gedeeld wordt door diverse samenwerkende partijen.
Een universiteit is ook meer dan een banenmarkt, zo leren we van Pirsig:
The real University, he said, has no specific location. It owns no property, pays no salaries and receives no material dues. The real University is a state of mind. It is that great heritage of rational thought that has been brought down to us through the centuries and which does not exist at any specific location. It’s a state of mind which is regenerated throughout the centuries by a body of people who traditionally carry the title of professor, but even that title is not part of the real University. The real University is nothing less than the continuing body of reason itself.
In addition to this state of mind, “reason,” there’s a legal entity which is unfortunately called by the same name but which is quite another thing. This is a nonprofit corporation, a branch of the state with a specific address. It owns property, is capable of paying salaries, of receiving money and of responding to legislative pressures in the process.
But this second university, the legal corporation, cannot teach, does not generate new knowledge or evaluate ideas. It is not the real University at all. It is just a church building, the setting, the location at which conditions have been made favorable for the real church to exist.
Confusion continually occurs in people who fail to see this difference, he said, and think that control of the church buildings implies control of the church. They see professors as employees of the second university who should abandon reason when told to and take orders with no backtalk, the same way employees do in other corporations.
They see the second university, but fail to see the first.7
Vanuit de universiteit als state of mind kan iedereen vandaag nog van de reservebank opstaan en voor een ander spel kiezen. En vanuit diezelfde gedachte bouw ik aan [campus]OrléoN als infrastructuur voor een onderzoekende samenleving.
-----
1. Voor wie denkt ‘dat is toch overal in Nederland aan de orde’ ter vergelijk: in 2012 had 16% van de landelijke beroepsbevolking een tijdelijke baan (bron: Bierings, Kooiman & de Vries (2013) Arbeidsmarkttransities in Nederland: een overzicht, in: Van Galen, Goudswaard, Sanders & Smits (red.) Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt. De focus op flexibilisering, Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek, pp. 11-31).
2. Maar zie daarvoor ook Promotiebonus heeft weinig invloed.
3. Maar dat kan wel voor velen aan de orde komen; volgens het Promovendiplatform Nederland (PNN) ronden promovendi zelden hun onderzoek binnen vier jaar af en vragen ze na afloop van hun contract vaak een uitkering aan, aldus PNN voorzitter De Graaff. “Maar als ze dan naar waarheid verklaren dat ze hun proefschrift willen afmaken, krijgen ze die niet. Dan zijn ze immers niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt.” Promovendi die niet willen liegen voor een uitkering, moeten dus interen op spaargeld of een baan zoeken en hun promotie in de avonduren afronden. Amerikaanse promovendi bouwen een gemiddelde schuld op van 30.000 dollar, maar uitschieters naar 200.000 dollar zijn er ook (zie bijvoorbeeld Ph.D. Programs Have a Dirty Secret: Student Debt); uiteraard heeft dit gevolgen voor hun financiële omstandigheden na hun promotie (zie bijvoorbeeld How Much Money Student Loans Debt Is Too Much). Het gevolg is dat een groeiende groep jonge doctors in de bijstand zit en afhankelijk is van “food stamps”).
4. Marcel aan de Brugh (2014) Vernederend, zoals universiteiten sjoemelen met tijdelijke contracten, NRC, 8 februari 2014.
5. Ketenregeling: je kunt drie contracten voor bepaalde tijd krijgen waarbij de totale periode van deze contracten niet langer mag zijn dan drie jaar. Deze ketenregeling gaat opnieuw lopen als er tussen twee contracten bij dezelfde werkgever een periode van drie maanden zit. Hiervan kan bij een CAO worden afgeweken en dat in bij de universiteit het geval. Relevante artikelen uit de CAO van universiteiten zijn:
Artikel 2.3 Duur van het dienstverband en aantal opvolgingen
1. Met wp kan een dienstverband voor bepaalde tijd worden aangegaan. De totale duur van het dienstverband, inclusief eventuele opvolgende dienstverbanden, bedraagt maximaal zes jaar
7. Een dienstverband voor bepaalde tijd kan ten hoogste twee maal worden opgevolgd door een dienstverband voor bepaalde tijd, met dien verstande dat de totale duur van de opvolgende dienstverbanden niet meer kan bedragen dan de in lid 1 en 2 genoemde termijnen.
Artikel 2.4 Conversie
1. Indien na het verstrijken van de volgens artikel 2.3 toegestane maximale duur van het dienstverband voor bepaalde tijd de werknemer met kennelijke instemming van de werkgever de hem opgedragen werkzaamheden voortzet, wordt vanaf dat tijdstip het dienstverband voor bepaalde tijd geacht te zijn omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd.
2. Het dienstverband voor bepaalde tijd wordt geacht omgezet te zijn in een dienstverband voor onbepaalde tijd indien het aantal elkaar opvolgende dienstverbanden meer bedraagt dan het volgens artikel 2.3 toegestane aantal.
6. Zie bijvoorbeeld de blogs van Rebecca Schuman.
7. Pirsig, R. (1974). Zen en de kunst van het motoronderhoud, een onderzoek naar waarden. New York, NY, Verenigde Staten: William Morrow.