Independent scholar, cat addict, tattoo lover

When April with its sweet showers has pierced the drought of March to the root, and bathed every vein of earth with that liquid by whose power the flowers are engendered; when the zephyr, too, with its dulcet breath, has breathed life into the tender new shoots in every corpse and on every heath, and the young sun has run half his course in the sign of the Ram, and the little birds that sleep all night with their eyes open give song (so Nature prompts them in their hearts), then, as the poet Geoffrey Chaucer observed many years ago, folk long to go on pilgrimages. Only, these days, professional people call them conferences.

David Lodge (1984) Small World. London: Penguin Books.

* - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - *

In haar boek The managed heart schrijft Arlie Russell Hochschild over diverse beroepsgroepen waar emotioneel werk een wezenlijk onderdeel vormt van de dagelijkse bezigheden. Ze groepeert de voorbeelden onder mensen die werknemers en vrijwilligers aansporen om zich achter een gedeelde missie te scharen (trainers, coördinatoren van vrijwilligersorganisaties, verandermanagers; de energizers), mensen die anderen slecht nieuws moeten brengen en daardoor het risico op agressie lopen (deurwaarders, echtscheidingsadvocaten, loketmedewerkers, artsen; toxic handlers), mensen die bij het beoefenen van hun vak hun leven op het spel zetten (politiemensen, brandweerlieden, soldaten) en mensen die op de een of andere manier hun gevoelens moeten zien te reguleren (een laagbetaalde verkoper in een dure winkel, een effectenhandelaar die dag in dag uit in staat van nabije paniek is, een rechter die het bewijsmateriaal van de ergste misdaden moet beoordelen). Er is echter een beroep bij uitstek waarvan de beoefenaren verondersteld worden hun emoties te reguleren en die wordt door haar niet genoemd: dat van de wetenschapper.

* - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - *

In plaats van deze eerste bijeenkomst te besteden aan een bespreking van de boekenlijst en de idee die aan deze colleges ten grondslag ligt, zou ik u liever enkele dingen over mezelf willen vertellen die ik nog nooit aan wie dan ook van mijn studenten onthuld heb. Ik ga hiermee buiten mijn opdracht en tot op het moment dat ik de collegezaal binnenkwam en ging zitten was ik er niet zeker van dat ik het ook werkelijk zou doen. En misschien verander ik alsnog van gedachten. Want welk recht heb ik om u de intiemste feiten betreffende mijn privé-leven voor te schotelen? Goed, het is waar dat we hier de komende twee semesters drie uur per week bij elkaar zullen zijn om te praten over boeken en ik weet uit ervaring, net zoals u dat weet, dat er in zulke omstandigheden een sterke genegenheid kan ontstaan. We weten echter eveneens dat dit mij nog geen vrijbrief geeft om me uit te leven in wat wellicht alleen maar een vertoon van schaamteloosheid en smakeloosheid is. […] Goed dan. Ik heb er nu lang genoeg omheen gedraaid en het moment is aangebroken om te beginnen aan de onthulling van het ononthulbare – de geschiedenis van de begeerte van  de professor.

Philip Roth (1984) Professor in de begeerte. Amsterdam: Meulenhoff.

* - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - *

Er is wel iets aan literatuur over de menselijke trekken van de wetenschapper voor handen, maar grosso modo lijkt de wetenschap niet veel zin in zelfonderzoek te hebben. De meeste aandacht gaat uit naar drijfveren (nieuwsgierigheid, macht) en een enkel pathologisch trekje (bijvoorbeeld te vinden in Van Strien, 2011 en Merton, 1973), maar het lichaam van de wetenschapper wordt zo goed als genegeerd. Natuurlijk wordt nergens ontkend dat wetenschappers emoties of een lichaam hebben, maar voor een inkijkje daarin zijn we toch meer aangewezen op de literaire verbeelding dan op de wetenschappelijke literatuur. Daar waar wetenschappers zich wel als mens in hun onderzoek zichtbaar maken (zoals in queer theory, autoethnography en postkoloniale, feministische en in het algemeen de postmoderne stromingen), weten we dat ze in alle eerlijkheid proberen de effecten van hun unieke mens-zijn op hun onderzoek te verdisconteren, maar weten we ook in alle eerlijkheid dat ze zich op marginale wetenschapsgebieden bevinden. De onderzoekende mens blijft nog even het best bewaarde geheim van de wetenschap. Dan is het des te interessanter wanneer er een conferentie wordt gehouden over de relatie tussen het lichaam, het sociale en het vermogen van mensen om te leren. Inhoud en vorm komen hier mooi samen wanneer we voor ogen houden dat voor wetenschappers de conferentie een belangrijk vehikel is om contact met hun onderzoeksgemeenschap te onderhouden en beseffen dat dit ook voor hen niet alleen een kwestie van cognitieve uitwisseling is.

* - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - *

‘Péééérrrroedzjiiaaaah…’

Door de zuidelijke klanken komen de herinneringen aan zijn laatste verblijf in de Umbrische hoofdstad als vanzelf bovendrijven: de gebeeldhouwde koppen van de Porta Mariza die als geboende appels glommen in de avondzon, de caffè ristretto’s die hij met Laura in de trattoria van Maurizio dronk, de schitterende kloosterzaal waar zijn lezing Welke ander? Deze of gene? Over postmetafysische rebellie zo indrukwekkend langs de hoge, witte koepels weergalmde, dat het net leek of God zelf antwoordde… En dan het nerveuze zingen van de krekels op het heetste uur van de dag, de campari-soda’s met ijs en olijf om de dorst te lessen, ja, zelfs die oude heks van Routledge die na afloop van het symposium eindelijk weer eens naar hem toe was gekomen en iets over een ‘possible publication’ had gemompeld, waarna hij haar terstond mee uit eten had genomen én met succes. Zijn publicatielijst was voor de komende jaren weer van een buitenlandse publicatie verzekerd.
En als klap op de vuurpijl de paradijselijke nachten met Laura… Hij had met haar, om het eens onacademisch uit te drukken, de sterren van de Italiaanse hemel geneukt. Enfin, in Perugia wist hij tenminste waarom hij hoogleraar fenomenologie was geworden.

Joke Hermsen (2004) De profielschets. Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers.
 

* - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - *

Zo stellen Bell en King:

“Failure to acquire the attribute of endurance impacts negatively on the subject’s ability to become a full member of the culture. This is evident from drinking rituals which involve participants exercising their corporeal skill in enduring and withstanding the effects of alcohol. Far from being incidental to the conference proceedings these situations are recognized as a context where working partnerships are formed and renewed, ideas are discussed and joint academic projects developed. Contrary to the espoused informality and supportiveness of such occasions, they are highly charged with the exercise of academic power. Physical endurance is further reinforced by the telling of drinking stories, anecdotes or comments in formal conference sessions that typically refer to an earlier episode of heavy drinking” (Bell en King, 2010, p. 426)

Dit maakt van de conferentie zelf een interessant studieobject. Het lichaam lijkt met name aanwezig voor seks en drank. Gender speelt daarin ook een rol. Het sociale wordt zichtbaar in subtiele exclusie en het onvermogen om aan te sluiten bij de bestaande ons-kent-ons. Hier is macht een factor. Het lerende wordt met name bediend in eenrichtingsverkeer, waarin een spreker vertelt en een zaal luistert. Kan onderzoek naar emotionele regulering behulpzaam zijn bij het zo inrichten van conferenties dat het lichamelijke, het sociale en het lerende optimaal met elkaar in verband worden gebracht? Het zou de wetenschapper weer mens kunnen maken.

* - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - *

‘Ik ga nu eerst een glas champagne voor jóú halen, want je hebt wel uitgedeeld, maar nu heb je zelf niets.’ De onbekende is meteen weer weg en ze staat in een groepje waarin ze niemand kent. Ze leest de namen op de badges. Allemaal buitenlanders. Sommigen kent ze van naam, denkt ze, maar echt weten doet ze het niet. Ze onthoudt namen niet zo goed, vroeger al niet, en het is er niet beter op geworden – een onhandige eigenschap bij het beoefenen van de wetenschap. Ze wordt ook afgeleid door een opvlieger. Het vergt al haar concentratie die middelbarevrouwenweeën op een onzichtbare manier weg te puffen. […]
Yasco pakt Mea bij haar arm en geeft haar drie zoenen.
‘Ik was net op tijd, geloof ik?’ fluistert Yasco plagend in haar oor.
‘Zou kunnen.’
‘Ik zie je na het diner voor een afzakkertje dus’, stelt Yasco.
‘Zeker. Heb je haast?’
‘Even werken aan mijn transfersom.’ En terwijl hij weer een knipoog geeft, loopt hij in een rechte lijn naar de andere kant van de zaal, waar een Amsterdamse hoogleraar staat die wel wat weg heeft van een gorilla, in ieder geval van achteren, met brede afhangende schouders en armen die veel te lang zijn. En als Yasco en de gorillaprofessor proosten, hebben ze meer gemeen dan ze denken: hun beider zaad vermengd in haar schoot. En dat geldt niet alleen voor deze twee wetenschappers.

Willemijn Dicke (2009) Mea. Amsterdam: Atlas.

 

---
Bell, E., & King, D. (2010). The elephant in the room: Critical management studies conferences as a site of body pedagogics. Management Learning, 41(4), 429-422.

Merton, R. (1973). The sociology of science. Chicago: The University of Chicago Press.

Russell Hochschild, A. (2012). The managed heart. Commercialization of human feeling. Berkeley: University of California Press.

Strien, P.J. van (2011). Psychologie van de wetenschap. Creativiteit, serendipiteit, de persoonlijke factor en de sociale context. Amsterdam: Pallas.

---

Basten (2013). Bodies of knowledge. Essay in het kader van zwermonderzoek naar “Becoming emotionally regulated”.

Meer over zwermonderzoek.

 

Categorie: